Meditatie

VERGEET GEEN VAN ZIJN WELDADEN

(Psalm 103 : 2b).

Niemand is volmaakt in zijn geheugen. Tot schrik en spijt word je soms je vergeetachtigheid gewaar. Wie op zijn geheugen vertrouwt, die komt bedrogen uit.
Nu is er echter ook een schuldige vergeetachtigheid. Bijvoorbeeld een Weldoener te vergeten. Dat is tegelijk ondankbaarheid. Het woord danken is afkomstig van het woord denken. Danken is eigenlijk denken, namelijk aan de bewezen weldaden. En vergeten is juist: niet aan denken. Vergeetachtigheid is ondankbaarheid. Bovenal jegens God, de Gever, Die niet ophoudt om wel te doen aan mensen, die niet ophouden te zondigen. O, wat is dat beschamend.
Het verdorven mensenhart is zo gauw vergeetachtig. Niet als het gaat over het goede, dat hij zelfheeft gedaan, maar wel als het gaat over het goede, dat hij heeft ontvangen. Vergeetachtig, niet wat betreft de tegenheden, maar wel wat betreft de zegeningen. De weldaden schrijft hij in het zand, de moeiten in het marmer. Te bidden in de nood, dat vergeten we niet. Met de belofte er bij van het danken als de uitredding komt. Maar het is vaak als met die negen van de tien melaatsen. Zij vergaten te danken. Dan blijkt het dat er niet meer dan een noodgod is aangeroepen. Deze vergeetachtigheid jegens de grote Weldoener is tegelijk beseffeloosheid. Beseffeloos hiervan, dat we rechteloze mensen zijn. En wel zo rechteloos, dat al wat we meer ontvangen dan de dood, genade is.
Dat wil Gods Woord ons hier leren. Om eens stil te staan bij wat we ontvangen in verhouding tot wie we zijn. Om de weldaden eens op te tellen tegenover de onnoemelijke optelsom der zonde. Dan zijn het twee bergen. Een berg van de bemoeienissen Gods, en een berg van eigen walgelijkheden ernaast. Wie de éne berg niet ziet, die ziet ook de andere niet. Maar wanneer het gezien mag worden, dan ligt er tussen die twee bergen het wonder.
Daarom moeten we voor de grote zonde van vergeetachtigheid worden gewaarschuwd. Die waarschuwing is ook een roepstem, opdat de goedertierenheden Gods ons tot bekering zouden brengen. Of dacht u dat de verschrikking van de hel de mens kan bekeren? Ge kunt ineenkrimpen uit angst voor de hel, zonder dat het tot waarachtige bekering leidt. Neen, niet de straf der zonde, doch de smart der zonde brengt bekering.
Des Heeren weldaden indachtig te worden. Dan wordt het: ..Nooit heeft iemand zoveel kwaads tegen zoveel goeds bedreven". Vergeet geen van Zijn weldaden. Geen, zelfs de kleinste niet. Tel uw zegeningen, één voor één. Wordt het eens indachtig, dat er een God in de hemel woont, uit Wiens hand ge alleen maar goed hebt ontvangen. Zelfs de tegenspoed bedoelde Hij ten goede.
En dan tegenover al die goedheid uw slechtheid. Is het niet om onder weg te zinken in diepe schaamte? Is het niet om klein onder te worden? Om onder te breken?
Opdat de Gever tot Zijn eer zal komen, daartoe staan ons deze woorden beschreven. Omdat God het waardig is. Omdat de Heere het recht heeft dit te eisen. Wee u, zo gij vergeet. Wee de vergeetachtigen.
Maar wie het door Gods Geest heeft leren verstaan, hij leert goed van God spreken en slecht van zichzelf. Hij wordt een onwaardig mens. Met een verbroken en verslagen hart. Maar die zal de Heere niet verachten.

Ds. F. Bakker

Bron: Het eeuwige woord - Deel III, Ds. F. Bakker, 8e druk Uitgeverij De Banier (Utrecht)