Meditatie

WIE ZAL ONS SCHEIDEN?

Wie zal ons scheiden van de liefde van Christus? (Romeinen 8 : 35a)

In deze wereld is er eigenlijk niets, dat we vast kunnen houden. Tenslotte moet ons alles ontvallen, en als het niet wegvalt, dan valt het tegen. Vroeg of laat, soms geheel onverwacht, moeten we afscheid nemen van het mooiste en het liefste, dat we op aarde hebben. Hier beneden is er eigenlijk niets waarop we vast kunnen rekenen, behalve dan op de dood en het graf. Het leven is één stuk afscheid. Vandaag moeten we het éne loslaten en morgen komt er aan het andere een einde. We moeten scheiden van elkander, ja ook van ons eigen lichaam, de tabernakel, waarin we straks zullen gewoond hebben.
Op de vraag: „Wie zal ons scheiden van elkander?", is er wel een antwoord. Daarvoor is maar één ziekte nodig of één ongeluk. O, wat is het leven en wat is het samenleven? Een zucht, een damp. En dan worden we van elkaar losgetrokken.
Wie zal ons scheiden van elkander? Och, er zijn wel duizend dingen, die dat doen kunnen.
Maar op de vraag: „Wie zal ons scheiden van de liefde van Christus?' is er geen antwoord. Dat is een onmogelijkheid. Een gelukkige onmogelijkheid. Al zou de ganse wereld in elkaar storten, deze liefdeband blijft vast en onbewogen.
De mensen kunnen veel, de duivelen kunnen veel. Zij kunnen benauwen en bestrijden, neerslaan en aanvechten, maar wat ze niet kunnen, dat is deze liefdeband breken.
Het is alsof Paulus al de machten van de aarde en van de hel uitdaagt, wanneer hij vraagt: „Wie zal ons scheiden van de liefde van Christus?" Alsof hij zeggen wil: noem maar eens iets of iemand, die dat kan. Zo diep is hij overtuigd van deze gelukkige onmogelijkheid. Hij is er volkomen zeker van, dat de christen nooit van de Christus gescheiden kan worden.
Doch die zekerheid ligt niet in de trouw van Gods volk. Want er staat niet: „Wie zal ons scheiden van de liefde tot Christus?" Dan zou dat een liefde zijn, die van Gods volk uitgaat en die door dat volk in stand gehouden wordt. Neen, het is de liefde van Christus tot Zijn volk, en niet de liefde van dat volk tot Christus.
Als het ging over de liefde tot Christus van Zijn volk, dan zou het scheiden geen onmogelijkheid zijn. Want deze schapen nemen dikwijls afscheid van de Herder. Het was eeuwig verloren als het aan moest komen op de aanhankelijkheid van de schapen. Duizendmaal laten zij de Heere los.
Daarom moeten we er goed op letten, dat er staat: de liefde van Christus. Die liefde is dus totaal van Christus afhankelijk. Christus is het onderwerp van dat liefhebben, en de Zijnen zijn het voorwerp.
Het is alles de liefde, die van Christus uitgaat. Die liefde ligt dan ook gegrond in een borgtochtelijke eenzijdigheid. Dat blijkt zo duidelijk uit het voorgaande vers, waar Paulus spreekt van Christus, Die gestorven is, Die ook opgewekt is, Die ter rechterhand Gods zit en Die ook voor Zijn volk bidt.
Immers, in Zijn sterven ligt het bewijs van die liefde. In Zijn opwekking ligt de kracht van die liefde In het zitten aan de rechterhand Gods ligt de waarborg van die liefde. In Zijn voorbidding ligt de volharding van die liefde.
Omdat die liefde borgtochtelijk is gegrond, daarom neemt Christus nooit afscheid van de Zijnen, ook al laten zij zelf telkens weer los.
Wie kan scheiden van die liefde? Zelfs de duivel kan dat niet, want Hij heeft hem overwonnen. Zelfs de dood kan dat niet, want ook van de dood is Hij de Overwinnaar. Ja, als Christus de Zijnen zó lief heeft gehad, dat Hij één met hen is geworden in hun verloren staat, dan kan ook God de Vader de zondaar niet van de Verlosser scheiden, aangezien de Vader in Zijn recht is voldaan.
Een gelukkige onmogelijkheid. En die is er door borgtochtelijke eenzijdigheid. Maar dan moet hieruit ten derde ook volgen een eeuwige verbondenheid. Dan is dat ook een liefde zonder einde. Iedere liefdeband moet op aarde worden verbroken. Als we het zelf niet doen, dan zal de dood het doen. Maar deze liefde is eeuwig! Wie kan scheiden van de liefde van Christus? Dat kan zelfs de eeuwigheid niet.
Maar dan mogen we ook de nadruk leggen op dat woordje „ons". Want dan kan in Hem de kerk Gods ook niet meer uit elkaar vallen, omdat het één band is, één geloof, één hoop, één liefde.
Waar dan ook de zielebanden in Hem zijn gevallen, daar bestaat er in de grond der zaak geen afscheid. Daar is er alleen maar afstand, nooit afscheid. Daar is alle afscheid slechts tijdelijk. O, zeker, dat afstand nemen kan smartelijk zijn. Juist omdat er een zielsverbinding was. Maar toch, de stenen kunnen nooit voor eeuwig uit elkaar vallen, indien ze zijn gebouwd op het fundament, Christus. Dat is voor de kerk Gods de énige, ja de eeuwige troost bij ieder afscheid.
„Wie zal ons scheiden van de liefde van Christus?" Op deze vraag is er gelukkig geen antwoord.
En nu komt het er maar op aan, of we ieder persoonlijk in deze eeuwige liefdeband verweven liggen. Nu is het maar de vraag voor ons allen: Wat houden we over als alle tijdelijke banden breken?
In de eerste plaats zal er dan de smart gekend moeten worden van het afscheid, dat wij van God hebben genomen door onze zonde. De breuk tussen God en onze ziel moet worden beweend. Zodat de zondaar voor de vraag komt te staan: „Hoe kom ik ooit terug in de gemeenschap Gods, van Wie ik afscheid heb genomen?" Want alleen verloren zonen, die de Vader vaarwel hebben gezegd, kunnen weer in de gemeenschap hersteld worden. Zo we dat niet zijn geworden, we zullen eens eeuwig van God en van elkander moeten scheiden.
O, versta het toch, dat alleen de band in God binden kan en dat we Christus nodig hebben om die band te herstellen. Wat zijn we toch dwars van nature We binden ons vast met tijdelijke banden, we stellen onze eigen hoop op dingen waarvan we scheiden moeten, en als het éne schip is vergaan, dan stappen we over op het andere.
Rust dan niet, voordat ge in de Heere houvast hebt gevonden. Maar wat een troost voor degene die het geleerd heeft, dat hij zelf die band niet tot stand kan brengen, noch in stand houden. Want het is een volk, dat in de liefde moet worden vastgehouden, aangezien ze uit zichzelf niet anders kunnen dan loslaten. Daarom kan de borgtochtelijke liefde van Christus hun alleen tot troost zijn.
Voor de waarneming kan het in uw leven zijn, volk van God, alsof de band met de Heere is gebroken. Alsof God afscheid heeft genomen. Dan is het ook alsof de Heere nooit meer terug komt. Dat zijn donkere tijden, zware tijden.
Maar in werkelijkheid neemt die liefde nooit afscheid, want de Heere blijft Dezelfde ook in Zijn liefde Die liefde kan niet wegvallen en niet tegenvallen.
En omdat het een eenzijdige liefde is, daarom hebt ge dat bedienende werk uit Christus zo nodig. Dan is er ook de zekerheid, dat niets kan scheiden.
Als dat wordt gekend, dan hebben wij bij ieder afscheid God nog overgehouden, want de Heere neemt nooit afscheid van Zijn kerk, hoe zwaar zij zichzelf er ook uitzondigen.
Alles vliedt, alles bezwijkt, alles verdwijnt, alles verandert, „Gij evenwel, Gij blijft Dezelfde, o Heere! Gij zijt van ouds mijn toe verlaat, mijn Koning".

Deze meditatie is een korte weergave van de preek, gehouden op de afscheidszondag in de morgendienst te Huizen. Als herinnering voor mijn gemeente en ook voor allen aan wie ik verbonden mocht zijn.

Ds. F. Bakker

Bron: Het eeuwige woord - Deel I, Ds. F. Bakker, 8e druk, Uitgeverij De Banier (Utrecht)