Preekarchief

Via de filteroptie ‘Toon filter’ bovenaan kunnen de preken gefilterd worden op predikant, Bijbelboek, serie, dienst en datum. Door op de titel (tekst) van de preek te klikken wordt er meer informatie over de preek getoond en is er de mogelijkheid om de preek te downloaden.

Klaagliederen van Jeremia 3:40 (Klaagliederen 3:37-66)

ds. A.C. Uitslagds. A.C. Uitslag, 31 december 2021
Deel van de Vrije Stof serie, gepreekt in een Oudejaarsdienst dienst

Op oudejaarsdag naar de teststraat.
1.Een verplichte zelftest.
2.Een duidelijke testuitslag.
3. Een werkend medicijn.

Tags:

Eerder: Zelfde dag: Later:
« Johannes 3:16 Psalm 68:20-21 2 Petrus 3:13-15a »

Klaagliederen 3:37-66

37Mem. Wie zegt wat, hetwelk geschiedt, zo het de Heere niet beveelt? 38Mem. Gaat niet uit den mond des Allerhoogsten het kwade en het goede? 39Mem. Wat klaagt dan een levend mens? Een ieder klage vanwege zijn zonden. 40Nun. Laat ons onze wegen onderzoeken en doorzoeken, en laat ons wederkeren tot den HEERE. 41Nun. Laat ons onze harten opheffen, mitsgaders de handen, tot God in den hemel, zeggende: 42Nun. Wij hebben overtreden, en wij zijn wederspannig geweest, daarom hebt Gij niet gespaard. 43Samech. Gij hebt ons met toorn bedekt, en Gij hebt ons vervolgd; Gij hebt ons gedood, Gij hebt niet verschoond. 44Samech. Gij hebt U met een wolk bedekt, zodat er geen gebed doorkwam. 45Samech. Gij hebt ons tot een uitvaagsel en wegwerpsel gesteld, in het midden der volken. 46Pe. Al onze vijanden hebben hun mond tegen ons opgesperd. 47Pe. De vreze en de kuil zijn over ons gekomen, de verwoesting en de verbreking. 48Pe. Met waterbeken loopt mijn oog neder, vanwege de breuk der dochter mijns volks. 49Ain. Mijn oog vliet, en kan niet ophouden, omdat er geen rust is; 50Ain. Totdat het de HEERE van den hemel aanschouwe, en het zie. 51Ain. Mijn oog doet mijn ziele moeite aan, vanwege al de dochteren mijner stad. 52Tsade. Die mijn vijanden zijn zonder oorzaak, hebben mij als een vogeltje dapperlijk gejaagd. 53Tsade. Zij hebben mijn leven in een kuil uitgeroeid, en zij hebben een steen op mij geworpen. 54Tsade. De wateren zwommen over mijn hoofd; ik zeide: Ik ben afgesneden! 55Koph. HEERE! Ik heb Uw Naam aangeroepen uit den ondersten kuil. 56Koph. Gij hebt mijn stem gehoord, verberg Uw oor niet voor mijn zuchten, voor mijn roepen. 57Koph. Gij hebt U genaderd ten dage, als ik U aanriep; Gij hebt gezegd: Vrees niet! 58Resch. Heere! Gij hebt de twistzaken mijner ziel getwist, Gij hebt mijn leven verlost. 59Resch. Heere! Gij hebt gezien de verkeerdheid, die men mij aangedaan heeft, oordeel mijn rechtzaak. 60Resch. Gij hebt al hun wraak gezien, al hun gedachten tegen mij. 61Schin. HEERE! Gij hebt hun smaden gehoord, en al hun gedachten tegen mij; 62Schin. De lippen dergenen, die tegen mij opstaan, en hun dichten tegen mij den gansen dag. 63Schin. Aanschouw hun zitten en opstaan; ik ben hun snarenspel. 64Thau. HEERE! geef hun weder die vergelding, naar het werk hunner handen. 65Thau. Geef hun een deksel des harten; Uw vloek zij over hen! 66Thau. Vervolg ze met toorn, en verdelg ze van onder den hemel des HEEREN. (SV)