Preekarchief

Via de filteroptie ‘Toon filter’ bovenaan kunnen de preken gefilterd worden op predikant, Bijbelboek, serie, dienst en datum. Door op de titel (tekst) van de preek te klikken wordt er meer informatie over de preek getoond en is er de mogelijkheid om de preek te downloaden.

Matthëus 27:11-26 (Mattheüs 27:11-29)

ds. A.C. Uitslagds. A.C. Uitslag, 14 maart 2021
Deel van de Advent serie, gepreekt in een Zondag Middag dienst

Pontius Pilatus een man zonder ruggegraat.
1.Slappe knieën.
2.Vuile handen.
3.Verbitterd hart.

Tags:

Eerder: Zelfde dag: Later:
« Matthëus 27:22a Johannes 19:5b Wedergeboorte en geestelijke groei »

Mattheüs 27:11-29

11En Jezus stond voor den stadhouder; en de stadhouder vraagde Hem, zeggende: Zijt Gij de Koning der Joden? En Jezus zeide tot hem: Gij zegt het. 12En als Hij van de overpriesters en de ouderlingen beschuldigd werd, antwoordde Hij niets. 13Toen zeide Pilatus tot Hem: Hoort Gij niet, hoevele zaken zij tegen U getuigen? 14Maar Hij antwoordde hem niet op een enig woord, alzo dat de stadhouder zich zeer verwonderde. 15En op het feest was de stadhouder gewoon den volke een gevangene los te laten, welke zij wilden. 16En zij hadden toen een welbekende gevangene, genaamd Bar-abbas. 17Als zij dan vergaderd waren, zeide Pilatus tot hen: Welken wilt gij, dat ik u zal loslaten, Bar-abbas, of Jezus, Die genaamd wordt Christus? 18Want hij wist, dat zij Hem door nijdigheid overgeleverd hadden. 19En als hij op de rechterstoel zat, zo heeft zijn huisvrouw tot hem gezonden, zeggende: Heb toch niet te doen met dien Rechtvaardige; want ik heb heden veel geleden in den droom om Zijnentwil. 20Maar de overpriesters en de ouderlingen hebben den scharen aangeraden, dat zij zouden Bar-abbas begeren, en Jezus doden. 21En de stadhouder, antwoordende, zeide tot hen: Welke van deze twee wilt gij, dat ik u zal loslaten? En zij zeiden: Bar-abbas. 22Pilatus zeide tot hen: Wat zal ik dan doen met Jezus, Die genaamd wordt Christus? Zij zeiden allen tot hem: Laat Hem gekruisigd worden. 23Doch de stadhouder zeide: Wat heeft Hij dan kwaads gedaan? En zij riepen te meer, zeggende: Laat Hem gekruisigd worden! 24Als nu Pilatus zag, dat hij niet vorderde, maar veel meer dat er oproer werd, nam hij water en wies de handen voor de schare, zeggende: Ik ben onschuldig aan het bloed dezes Rechtvaardigen; gijlieden moogt toezien. 25En al het volk, antwoordende, zeide: Zijn bloed kome over ons, en over onze kinderen. 26Toen liet hij hun Bar-abbas los, maar Jezus gegeseld hebbende, gaf hij Hem over om gekruisigd te worden. 27Toen namen de krijgsknechten des stadhouders Jezus met zich in het rechthuis, en vergaderden over Hem de ganse bende. 28En als zij Hem ontkleed hadden, deden zij Hem een purperen mantel om; 29En een kroon van doornen gevlochten hebbende, zetten die op Zijn hoofd, en een rietstok in Zijn rechter hand; en vallende op hun knieen voor Hem, bespotten zij Hem, zeggende: Wees gegroet, Gij Koning der Joden! (SV)