Preekarchief

Via de filteroptie ‘Toon filter’ bovenaan kunnen de preken gefilterd worden op predikant, Bijbelboek, serie, dienst en datum. Door op de titel (tekst) van de preek te klikken wordt er meer informatie over de preek getoond en is er de mogelijkheid om de preek te downloaden.

Lukas 12:20-21 (Lucas 12:13-34)

ds. A. van Heterends. A. van Heteren, 31 december 2017
Deel van de Vrije Stof serie, gepreekt in een Oudejaarsdienst dienst

Tags: Pniëlkerk

Eerder: Zelfde dag: Later:
« Galaten 4:4-5 Psalm 9:2, Openbaring 14:14-20, Handelingen 16:25a Hebreeën 13:5b »

Lucas 12:13-34

13En een uit de schare zeide tot Hem: Meester, zeg mijn broeder, dat hij met mij de erfenis dele. 14Maar Hij zeide tot hem: Mens, wie heeft Mij tot een rechter of scheidsman over ulieden gesteld? 15En Hij zeide tot hen: Ziet toe en wacht u van de gierigheid; want het is niet in den overvloed gelegen, dat iemand leeft uit zijn goederen. 16En Hij zeide tot hen een gelijkenis, en sprak: Eens rijken mensen land had wel gedragen; 17En hij overleide bij zichzelven, zeggende: Wat zal ik doen, want ik heb niet, waarin ik mijn vruchten zal verzamelen. 18En hij zeide: Dit zal ik doen; ik zal mijn schuren afbreken, en grotere bouwen, en zal aldaar verzamelen al dit mijn gewas, en deze mijn goederen; 19En ik zal tot mijn ziel zeggen: Ziel! gij hebt vele goederen, die opgelegd zijn voor vele jaren, neem rust, eet, drink, wees vrolijk. 20Maar God zeide tot hem: Gij dwaas! in dezen nacht zal men uw ziel van u afeisen; en hetgeen gij bereid hebt, wiens zal het zijn? 21Alzo is het met dien, die zichzelven schatten vergadert, en niet rijk is in God. 22En Hij zeide tot Zijn discipelen: Daarom zeg Ik u: Zijt niet bezorgd voor uw leven, wat gij eten zult, noch voor het lichaam, waarmede gij u kleden zult. 23Het leven is meer dan het voedsel, en het lichaam dan de kleding. 24Aanmerkt de raven, dat zij niet zaaien, noch maaien, welke geen spijskamer noch schuur hebben, en God voedt dezelve; hoeveel gaat gij de vogelen te boven? 25Wie toch van u kan, met bezorgd te zijn, een el tot zijn lengte toedoen? 26Indien gij dan ook het minste niet kunt, wat zijt gij voor de andere dingen bezorgd? 27Aanmerkt de lelien, hoe zij wassen; zij arbeiden niet, en spinnen niet; en Ik zeg u: ook Salomo in al zijn heerlijkheid is niet bekleed geweest als een van deze. 28Indien nu God het gras dat heden op het veld is, en morgen in den oven geworpen wordt, alzo bekleedt, hoeveel meer u, gij kleingelovigen! 29En gijlieden, vraagt niet, wat gij eten, of wat gij drinken zult; en weest niet wankelmoedig. 30Want al deze dingen zoeken de volken der wereld; maar uw Vader weet, dat gij deze dingen behoeft. 31Maar zoekt het Koninkrijk Gods, en al deze dingen zullen u toegeworpen worden. 32Vreest niet, gij klein kuddeken, want het is uws Vaders welbehagen, ulieden het Koninkrijk te geven. 33Verkoopt hetgeen gij hebt, en geeft aalmoes. Maakt uzelven buidels, die niet verouden, een schat, die niet afneemt, in de hemelen, daar de dief niet bijkomt, noch de mot verderft. 34Want waar uw schat is, aldaar zal ook uw hart zijn. (SV)