Preekarchief

Via de filteroptie ‘Toon filter’ bovenaan kunnen de preken gefilterd worden op predikant, Bijbelboek, serie, dienst en datum. Door op de titel (tekst) van de preek te klikken wordt er meer informatie over de preek getoond en is er de mogelijkheid om de preek te downloaden.

Mattheüs 2:23 (Jesaja 53:1-5, Mattheüs 2:19-23)

ds. R. Kokds. R. Kok, 26 december 2017
Deel van de Vrije Stof serie, gepreekt in een 2e Kerstdag dienst

Tags: Pniëlkerk

Eerder: Zelfde dag: Later:
« Lukas 2:8-12 Galaten 4:4-5 Psalm 9:2 »

Jesaja 53:1-5

1Wie heeft onze prediking geloofd, en aan wien is de arm des HEEREN geopenbaard? 2Want Hij is als een rijsje voor Zijn aangezicht opgeschoten, en als een wortel uit een dorre aarde; Hij had geen gedaante noch heerlijkheid; als wij Hem aanzagen, zo was er geen gestalte, dat wij Hem zouden begeerd hebben. 3Hij was veracht, en de onwaardigste onder de mensen, een Man van smarten, en verzocht in krankheid; en een iegelijk was als verbergende het aangezicht voor Hem; Hij was veracht, en wij hebben Hem niet geacht. 4Waarlijk, Hij heeft onze krankheden op Zich genomen, en onze smarten heeft Hij gedragen; doch wij achtten Hem, dat Hij geplaagd, van God geslagen en verdrukt was. 5Maar Hij is om onze overtredingen verwond, om onze ongerechtigheden is Hij verbrijzeld; de straf, die ons den vrede aanbrengt, was op Hem, en door Zijn striemen is ons genezing geworden. (SV)

Mattheüs 2:19-23

19Toen Herodes nu gestorven was, ziet, de engel des Heeren verschijnt Jozef in den droom, in Egypte. 20Zeggende: Sta op, neem het Kindeken en Zijn moeder tot u, en trek in het land Israels; want zij zijn gestorven, die de ziel van het Kindeken zochten. 21Hij dan, opgestaan zijnde, heeft tot zich genomen het Kindeken en Zijn moeder, en is gekomen in het land Israels. 22Maar als hij hoorde, dat Archelaus in Judea koning was, in de plaats van zijn vader Herodes, vreesde hij daarheen te gaan; maar door Goddelijke openbaring vermaand in den droom, is hij vertrokken in de delen van Galilea. 23En daar gekomen zijnde, nam hij zijn woonplaats in de stad, genaamd Nazareth; opdat vervuld zou worden, wat door de profeten gezegd is, dat Hij Nazarener zal geheten worden. (SV)