Preekarchief

Via de filteroptie ‘Toon filter’ bovenaan kunnen de preken gefilterd worden op predikant, Bijbelboek, serie, dienst en datum. Door op de titel (tekst) van de preek te klikken wordt er meer informatie over de preek getoond en is er de mogelijkheid om de preek te downloaden.

Marcus 5:25-34 (Leviticus 15:25-31, Marcus 5:21-34)

ds. C. Bos, 12 februari 2017
Deel van de Vrije Stof serie, gepreekt in een Zondag Morgen dienst

Tags: Pniëlkerk

Eerder: Zelfde dag: Later:
« Psalm 70:6 Johannes 3:7-8, Matthëus 17:27b Psalm 68:20b-21a »

Leviticus 15:25-31

25Wanneer ook een vrouw, vele dagen buiten den tijd harer afzondering, van den vloed haars bloeds vloeien zal, of wanneer zij vloeien zal boven hare afzondering, zij zal al den dagen van den vloed harer onreinigheid, als in de dagen harer afzondering onrein zijn. 26Alle leger, waarop zij al de dagen haars vloeds gelegen zal hebben, zal haar zijn als het leger harer afzondering; en alle tuig, waarop zij zal gezeten hebben, zal onrein zijn, naar de onreinigheid harer afzondering. 27En zo wie die dingen aanroert, zal onrein zijn; daarom zal hij zijn klederen wassen, en zich met water baden, en onrein zijn tot aan den avond. 28Maar als zij van haar vloed rein wordt, dan zal zij voor zich zeven dagen tellen, daarna zal zij rein zijn. 29En op den achtsten dag zal zij voor zich twee tortelduiven, of twee jonge duiven nemen, en zij zal die tot den priester brengen, aan de deur van de tent der samenkomst. 30Dan zal de priester een ten zondoffer en een ten brandoffer bereiden; en de priester zal voor haar, van den vloed harer onreinigheid, verzoening doen voor het aangezicht des HEEREN. 31Alzo zult gij de kinderen Israels afzonderen van hun onreinigheid; opdat zij in hun onreinigheid niet sterven, als zij Mijn tabernakel, die in het midden van hen is, verontreinigen zouden. (SV)

Marcus 5:21-34

21En als Jezus wederom in het schip overgevaren was aan de andere zijde, vergaderde een grote schare bij Hem; en Hij was bij de zee. 22En ziet, er kwam een van de oversten der synagoge, met name Jairus; en Hem ziende, viel hij aan Zijn voeten, 23En bad Hem zeer, zeggende: Mijn dochtertje is in haar uiterste; ik bid U, dat Gij komt en de handen op haar legt, opdat zij behouden worde, en zij zal leven. 24En Hij ging met hem; en een grote schare volgde Hem, en zij verdrongen Hem. 25En een zekere vrouw, die twaalf jaren den vloed des bloeds gehad had, 26En veel geleden had van vele medicijnmeesters, en al het hare daaraan ten koste gelegd en geen baat gevonden had, maar met welke het veeleer erger geworden was; 27Deze van Jezus horende, kwam onder de schare van achteren, en raakte Zijn kleed aan. 28Want zij zeide: Indien ik maar Zijn klederen mag aanraken, zal ik gezond worden. 29En terstond is de fontein haars bloeds opgedroogd, en zij gevoelde aan haar lichaam, dat zij van die kwaal genezen was. 30En terstond Jezus, bekennende in Zichzelven de kracht, die van Hem uitgegaan was, keerde Zich om in de schare, en zeide: Wie heeft Mijn klederen aangeraakt? 31En Zijn discipelen zeiden tot Hem: Gij ziet, dat de schare U verdringt, en zegt Gij: Wie heeft Mij aangeraakt? 32En Hij zag rondom om haar te zien, die dat gedaan had. 33En de vrouw, vrezende en bevende, wetende, wat aan haar geschied was, kwam en viel voor Hem neder, en zeide Hem al de waarheid. 34En Hij zeide tot haar: Dochter, uw geloof heeft u behouden; ga heen in vrede, en zijt genezen van deze uw kwaal. (SV)