Meditatie

DE BESNIJDENIS

En als acht dagen vervuld waren, dat men het Kindeke besnijden zou. (Lukas 2 : 21a)

De besnijdenis was voor de Israëliet een voorrecht, een opdracht en ook een schande.
Het was een voorrecht om besneden te worden, want het was een teken van Gods verbond, waardoor de Israëlieten werden onderscheiden boven de heidenen. Door dat teken wilde God Zich aan dat volk verbinden, en daarin uitspreken dat de besnedenen onder de openbaringen Gods leefden. Is dat niet een voorrecht? Een Israëliet was immers krachtens zijn geboorte niet beter dan een heiden?
De besnijdenis was daarbij ook een opdracht. God heeft juist dat teken gewild. Een teken dat wijst op de noodzaak van gereinigd te worden. Een teken, dat de oorsprong der geslachten raakt. Een teken, dat direkt te maken heeft met het menselijk geslacht in zijn bestaan en voortbestaan. Een teken, juist op het gebied waar de onreinheid zo schielijk loert om tot zondige droombeelden of daden aan te zetten.
Vervolgens was de besnijdenis dan ook een schande. Want het was er tegelijk een teken van, dat ook een pasgeboren mens een gevallen mens is. Nog vóór hij spreken of denken of zondigen kon, moest het teken der schande worden voltrokken, aangezien het in het latere leven zou blijken wat er woonde in dat geboren kind. Een teken dus van ons verdorven geslacht. We worden in de schande geboren. We zondigen niet uit een slecht voorbeeld, maar de onreinheid woonde er al voordat de zonde gedaan werd.
Zijn Jozef en Maria dan niet abuis als zij nu op de achtste dag hun Kind laten besnijden? Heeft dat reine Kind dan ook het teken van schande nodig? Is het voor dat Kind niet een vreselijke vernedering, dat Het onder dat mes moet alsof het even slecht als een ander ter wereld kwam?
Ja, het is inderdaad een diepe vernedering, dat dit Kind ondergaan moet wat een verdorven geslacht nodig heeft. En toch maken Jozef en Maria hier geen vergissing. Als het er op aankomt, zijn zij het met, die dit Kind voor dit teken geven, maar het is God de Vader Zelf, Die de geboren Borg onder dit teken legt. Want Hij is geboren onder de wet Gods, om die te vervullen in plaats van de Zijnen, die dat teken nodig hadden. Om de Borg te kunnen zijn, moest Hij voor hen intreden reeds van Zijn geboorte af. Anders konden zij nooit van het verdorven begin af voor Zijn rekening liggen.
Hij is immers geworden onder de wet? Dan moet Hij ook hier de wet vervullen en dan moet er hier reeds bloed vloeien. Hier begint Hij reeds met Zijn bloed te betalen. Hij was Borg in Zijn sterven. Hij was het ook in Zijn geboren worden. Daartoe had Hij Zichzelf gegeven. Niet Maria en Jozef doen Hem dit teken ondergaan. Hij geeft Zichzelf aan dat teken over. Hij heeft in Zijn eeuwige zondaarsliefde Zelf om dat teken gevraagd. Om Borg voor Zijn volk te zijn van Zijn geboorte af, daartoe mocht Hij niet behoren tot de negen-en-negentig rechtvaardigen, die de besnijdenis des harten niet van node hebben, daarom moest Hij reeds op de achtste dag besneden worden.
Hoe onmisbaar groot is dan hier de vernederde Christus. We hebben armmakende genade nodig om dat Kind hier in Zijn waarde te schatten. En wie nu met David over zijn eigen geboorte moet klagen, voor hem wordt er hier een middel gepredikt om van de zonde gewassen te worden door dat bloed. Zijn besnijdenis bevestigt dat Hij waarlijk in het vlees is neergedaald. In datzelfde vlees waarmee ge geboren zijt In de woning der zonde. Daarom kan Hij voor u de Middelaar zijn, als ge dan alleen maar uw ongerechtigheid zult kennen. Of behoort ge nog tot de negen-en-negentig rechtvaardigen die de bekering niet van node hebben? Dan kunt ge met dat Kind niets doen.
We zeiden eerst, dat het een voorrecht was om besneden te worden. Dat was het ook. Want met dit teken des Verbonds viel men onder de bijzondere bemoeienissen Gods. Datzelfde voorrecht geldt ook voor de doop, die in de plaats der besnijdenis kwam. Maar ach, wie kan dat Verbond houden? Het is daarom dubbel erg om met dat voorrecht verloren te gaan. Dat wordt de beleving van schuldige bondsbrekers.
Maar nu krijgt de besnijdenis van Christus een eeuwige waarde voor bondsbrekers. Want in Zijn besnijdenis heeft Hij betoond, dat Hij nu aan hun kant staat. En door dat betalende bloed tegelijk aan Gods kant. Wat is Hij dan toch een volmaakte Borg voor Zijn kerk.

Ds. F. Bakker

Bron: Het eeuwige woord - Deel III, Ds. F. Bakker, 8e druk Uitgeverij De Banier (Utrecht)