Preekarchief

Via de filteroptie ‘Toon filter’ bovenaan kunnen de preken gefilterd worden op predikant, Bijbelboek, serie, dienst en datum. Door op de titel (tekst) van de preek te klikken wordt er meer informatie over de preek getoond en is er de mogelijkheid om de preek te downloaden.

Matthëus 20:1-16 (Mattheüs 20:1-16)

ds. A. van Heterends. A. van Heteren, 31 december 2022
Deel van de Vrije Stof serie, gepreekt in een Oudejaarsdienst dienst

De arbeiders in de wijngaard.
1.Een heerlijk werk.
2.Een wonderlijk loon.

Tags:

Eerder: Zelfde dag: Later:
« 2 korinthe 8:9 Exodus 3:2b Psalm 90:16-17 »

Mattheüs 20:1-16

1Want het Koninkrijk der hemelen is gelijk een heer des huizes, die met den morgenstond uitging, om arbeiders te huren in zijn wijngaard. 2En als hij met de arbeiders eens geworden was, voor een penning des daags, zond hij hen heen in zijn wijngaard. 3En uitgegaan zijnde omtrent de derde ure, zag hij anderen, ledig staande op de markt. 4En hij zeide tot dezelve: Gaat ook gij heen in den wijngaard, en zo wat recht is, zal ik u geven. En zij gingen. 5Wederom uitgegaan zijnde omtrent de zesde en negende ure, deed hij desgelijks. 6En uitgegaan zijnde omtrent de elfde ure, vond hij anderen ledig staande, en zeide tot hen: Wat staat gij hier den gehele dag ledig? 7Zij zeiden tot hem: Omdat ons niemand gehuurd heeft. Hij zeide tot hen: Gaat ook gij heen in den wijngaard, en zo wat recht is, zult gij ontvangen. 8Als het nu avond geworden was, zeide de heer des wijngaards, tot zijn rentmeester: Roep de arbeiders, en geef hun het loon, beginnende van de laatsten tot de eersten. 9En als zij kwamen, die ter elfder ure gehuurd waren, ontvingen zij ieder een penning. 10En de eersten komende, meenden, dat zij meer ontvangen zouden; en zij zelven ontvingen ook elk een penning. 11En dien ontvangen hebbende, murmureerden zij tegen den heer des huizes, 12Zeggende: Deze laatsten hebben maar een uur gearbeid, en gij hebt ze ons gelijk gemaakt, die den last des daags en de hitte gedragen hebben. 13Doch hij, antwoordende, zeide tot een van hen: Vriend! ik doe u geen onrecht; zijt gij niet met mij eens geworden voor een penning? 14Neem het uwe en ga heen. Ik wil deze laatsten ook geven, gelijk als u. 15Of is het mij niet geoorloofd, te doen met het mijne, wat ik wil? Of is uw oog boos, omdat ik goed ben? 16Alzo zullen de laatsten de eersten zijn, en de eersten de laatsten; want velen zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren. (SV)