Preekarchief

Via de filteroptie ‘Toon filter’ bovenaan kunnen de preken gefilterd worden op predikant, Bijbelboek, serie, dienst en datum. Door op de titel (tekst) van de preek te klikken wordt er meer informatie over de preek getoond en is er de mogelijkheid om de preek te downloaden.

Heidelbergse catechismus zondag 28 (Mattheüs 26:17-30)

ds. A. van Heterends. A. van Heteren, 5 september 2021
Deel van de Heidelbergse Catechismus serie, gepreekt in een Zondag Middag dienst

Het heilig avondmaal.
1.Bediening.
2.Betekenis.
3.Belofte.

Tags:

Eerder: Zelfde dag: Later:
« Zefanja 3:1-10 Zefanja 3:11-12 Zefanja 3:17a »

Mattheüs 26:17-30

17En op den eerste dag der ongehevelde broden kwamen de discipelen tot Jezus, zeggende tot Hem: Waar wilt Gij, dat wij U bereiden het pascha te eten? 18En Hij zeide: Gaat heen in de stad, tot zulk een, en zegt hem: De Meester zegt: Mijn tijd is nabij, Ik zal bij u het pascha houden met Mijn discipelen. 19En de discipelen deden, gelijk Jezus hun bevolen had, en bereidden het pascha. 20En als het avond geworden was, zat Hij aan met de twaalven. 21En toen zij aten, zeide Hij: Voorwaar, Ik zeg u, dat een van u Mij zal verraden. 22En zij, zeer bedroefd geworden zijnde, begon een iegelijk van hen tot Hem te zeggen: Ben ik het, Heere? 23En Hij, antwoordende, zeide: Die de hand met Mij in den schotel indoopt, die zal Mij verraden. 24De Zoon des mensen gaat wel heen, gelijk van Hem geschreven is; maar wee dien mens, door welken de Zoon des mensen verraden wordt; het ware hem goed, zo die mens niet geboren was geweest. 25En Judas, die Hem verried, antwoordde en zeide: Ben ik het, Rabbi? Hij zeide tot hem: Gij hebt het gezegd. 26En als zij aten, nam Jezus het brood, en gezegend hebbende, brak Hij het, en gaf het den discipelen, en zeide: Neemt, eet, dat is Mijn lichaam. 27En Hij nam den drinkbeker, en gedankt hebbende, gaf hun dien, zeggende: Drinkt allen daaruit; 28Want dat is Mijn bloed, het bloed des Nieuwen Testaments, hetwelk voor velen vergoten wordt, tot vergeving der zonden. 29En Ik zeg u, dat Ik van nu aan niet zal drinken van de vrucht des wijnstoks, tot op dien dag, wanneer Ik met u dezelve nieuw zal drinken in het Koninkrijk Mijns Vaders. 30En als zij den lofzang gezongen hadden, gingen zij uit naar den Olijfberg. (SV)