Preekarchief

Via de filteroptie ‘Toon filter’ bovenaan kunnen de preken gefilterd worden op predikant, Bijbelboek, serie, dienst en datum. Door op de titel (tekst) van de preek te klikken wordt er meer informatie over de preek getoond en is er de mogelijkheid om de preek te downloaden.

Jeremia 4:4 (Jeremia 4:1-18)

ds. A. van Heterends. A. van Heteren, 5 juli 2020
Deel van de Vrije Stof serie, gepreekt in een Doopdienst dienst

De waarachtige bekering.
1.Bevel.
2.Betekenis.
3.Belofte.

Tags:

Eerder: Zelfde dag: Later:
« Numeri 10:1-10 Deuteronomium 6:7 Jozua 2:1-24 »

Jeremia 4:1-18

1Zo gij u bekeren zult, Israel! spreekt de HEERE, bekeer u tot Mij; en zo gij uw verfoeiselen van Mijn aangezicht zult wegdoen, zo zwerft niet om. 2Maar zweer: Zo waarachtig als de HEERE leeft! in waarheid, in recht en in gerechtigheid; zo zullen zich de heidenen in Hem zegenen, en zich in Hem beroemen. 3Want zo zegt de HEERE tot de mannen van Juda, en tot Jeruzalem: Braakt ulieden een braakland, en zaait niet onder de doornen. 4Besnijdt u den HEERE en doet weg de voorhuiden uwer harten, gij mannen van Juda en inwoners van Jeruzalem! opdat Mijner grimmigheid niet uitvare als een vuur, en brande, dat niemand blussen kunne, vanwege de boosheid uwer handelingen. 5Verkondigt in Juda, en laat het horen te Jeruzalem, en zegt het; ja, blaast de bazuin in het land; roept met volle stem en zegt: Verzamelt ulieden, en laat ons ingaan in de vaste steden! 6Werpt de banier op naar Sion, vlucht met hopen, blijft niet staan! want Ik breng een kwaad aan van het noorden, en een grote breuk. 7De leeuw is opgekomen uit zijn haag, en de verderver der heidenen is opgetrokken, hij is uitgegaan uit zijn plaats, om uw land te stellen in verwoestingen; uw steden zullen verstoord worden, dat er niemand in wone. 8Hierom, gordt zakken aan, bedrijft misbaar en huilt; want de hittigheid van des HEEREN toorn is niet van ons afgekeerd. 9En het zal te dier tijd geschieden, spreekt de HEERE, dat het hart des konings en het hart der vorsten vergaan zal; en de priesters zullen zich ontzetten, en de profeten zich verwonderen. 10Toen zeide ik: Ach, Heere HEERE! waarlijk, Gij hebt dit volk en Jeruzalem grotelijks bedrogen, zeggende: Gijlieden zult vrede hebben; daar het zwaard tot aan de ziel raakt. 11Te dier tijd zal tot dit volk en tot Jeruzalem gezegd worden: Een dorre wind van de hoge plaatsen in de woestijn, van den weg der dochter Mijns volks; niet om te wannen, noch om te zuiveren. 12Er zal Mij een wind komen, die hun te sterk zal zijn. Nu zal Ik ook oordelen tegen hen uitspreken. 13Ziet, hij komt op als wolken, en zijn wagenen zijn als een wervelwind, zijn paarden zijn sneller dan arenden; wee ons, want wij zijn verwoest! 14Was uw hart van boosheid, o Jeruzalem! opdat gij behouden wordt; hoe lang zult gij de gedachten uwer ijdelheid in het binnenste van u laten vernachten? 15Want een stem verkondigt van Dan af, en doet ellende horen van het gebergte van Efraim. 16Vermeldt den volke, ziet, doet het horen tegen Jeruzalem; daar komen hoeders uit verren lande; en zij verheffen hun stem tegen de steden van Juda. 17Als de wachters der velden zijn zij rondom tegen haar; omdat zij tegen Mij wederspannig geweest is, spreekt de HEERE. 18Uw weg en uw handelingen hebben u deze dingen gedaan; dit is uw boosheid, dat het zo bitter is, dat het tot aan uw hart raakt. (SV)