Preekarchief

Via de filteroptie ‘Toon filter’ bovenaan kunnen de preken gefilterd worden op predikant, Bijbelboek, serie, dienst en datum. Door op de titel (tekst) van de preek te klikken wordt er meer informatie over de preek getoond en is er de mogelijkheid om de preek te downloaden.

Heidelbergse Catechismus zondag 8 (Psalmen 33:1-22)

ds. A. van Heterends. A. van Heteren, 24 mei 2020
Deel van de Heidelbergse Catechismus serie, gepreekt in een Zondag Middag dienst

De drieëenheid.
1.Beleden.
2.Beschreven.

Tags:

Eerder: Zelfde dag: Later:
« Psalm 68:19 Lukas 15:32 Handelingen 2:22a,37a en41 »

Psalmen 33:1-22

1Gij rechtvaardigen! zingt vrolijk in den HEERE; lof betaamt den oprechten. 2Looft den HEERE met de harp; psalmzingt Hem met de luit, en het tiensnarig instrument. 3Zingt Hem een nieuw lied; speelt wel met vrolijk geschal. 4Want des HEEREN woord is recht, en al Zijn werk getrouw. 5Hij heeft gerechtigheid en gericht lief; de aarde is vol van de goedertierenheid des HEEREN. 6Door het Woord des HEEREN zijn de hemelen gemaakt, en door den Geest Zijns monds al hun heir. 7Hij vergadert de wateren der zee als op een hoop; Hij stelt den afgronden schatkameren. 8Laat de ganse aarde voor den HEERE vrezen; laat alle inwoners van de wereld voor Hem schrikken. 9Want Hij spreekt, en het is er; Hij gebiedt, en het staat er. 10De HEERE vernietigt den raad der heidenen; Hij breekt de gedachten der volken. 11Maar de raad des HEEREN bestaat in eeuwigheid, de gedachten Zijns harten van geslacht tot geslacht. 12Welgelukzalig is het volk, welks God de HEERE is; het volk, dat Hij Zich ten erve verkoren heeft. 13De HEERE schouwt uit den hemel, en ziet alle mensenkinderen. 14Hij ziet uit van Zijn vaste woonplaats op alle inwoners der aarde. 15Hij formeert hun aller hart; Hij let op al hun werken. 16Een koning wordt niet behouden door een groot heir; een held wordt niet gered door grote kracht; 17Het paard feilt ter overwinning, en bevrijdt niet door zijn grote sterkte. 18Ziet, des HEEREN oog is over degenen, die Hem vrezen, op degenen, die op Zijn goedertierenheid hopen. 19Om hun ziel van den dood te redden, en om hen bij het leven te houden in den honger. 20Onze ziel verbeidt den HEERE: Hij is onze Hulp en ons Schild. 21Want ons hart is in Hem verblijd, omdat wij op den Naam Zijner heiligheid vertrouwen. 22Uw goedertierenheid, HEERE! zij over ons; gelijk als wij op U hopen. (SV)