Preekarchief

Via de filteroptie ‘Toon filter’ bovenaan kunnen de preken gefilterd worden op predikant, Bijbelboek, serie, dienst en datum. Door op de titel (tekst) van de preek te klikken wordt er meer informatie over de preek getoond en is er de mogelijkheid om de preek te downloaden.

Genesis 15:1 (Genesis 14:14-15:6)

ds. H.H. de Haan, 26 januari 2020
Deel van de Vrije Stof serie, gepreekt in een Zondag Middag dienst

De Heere bemoedigt en vertroost Abraham.
1.Hij roept hem op om niet te vrezen.
2.Bied hem bescherming.
3.De Heere spreekt van genadeloon.

Tags:

Eerder: Zelfde dag: Later:
« Koning Joas Heidelbergse Catechismus zondag 2 Genesis 3:9 »

Genesis 14:14-15:6

14Als Abram hoorde, dat zijn broeder gevangen was, zo wapende hij zijn onderwezenen, de ingeborenen van zijn huis, driehonderd en achttien, en hij jaagde hen na tot Dan toe. 15En hij verdeelde zich tegen hen des nachts, hij en zijn knechten, en sloeg ze; en hij jaagde hen na tot Hoba toe, hetwelk is ter linkerhand van Damaskus. 16En hij bracht alle have weder, en ook Lot zijn broeder en deszelfs have bracht hij weder, als ook de vrouwen, en het volk. 17En de koning van Sodom toog uit, hem tegemoet (nadat hij wedergekeerd was van het slaan van Kedor-Laomer, en van de koningen, die met hem waren), tot het dal Schave, dat is, het dal des konings. 18En Melchizedek, koning van Salem, bracht voort brood en wijn; en hij was een priester des allerhoogsten Gods. 19En hij zegende hem, en zeide: Gezegend zij Abram Gode, de Allerhoogste, Die hemel en aarde bezit! 20En gezegend zij de allerhoogste God, Die uw vijanden in uw hand geleverd heeft! En hij gaf hem de tiende van alles. 21En de koning van Sodom zeide tot Abram: Geef mij de zielen; maar neem de have voor u. 22Doch Abram zeide tot den koning van Sodom: Ik heb mijn hand opgeheven tot den HEERE, den allerhoogste God, Die hemel en aarde bezit; 23Zo ik van een draad aan tot een schoenriem toe, ja, zo ik van alles, dat het uwe is, iets neme! opdat gij niet zegt: Ik heb Abram rijk gemaakt! 24Het zij buiten mij; alleen wat de jongelingen verteerd hebben, en het deel dezer mannen, die met mij getogen zijn, Aner, Eskol en Mamre, laat die hun deel nemen! 15:1 Na deze dingen geschiedde het woord des HEEREN tot Abram in een gezicht, zeggende: Vrees niet, Abram! Ik ben u een Schild, uw Loon zeer groot. 2Toen zeide Abram: Heere, HEERE! wat zult Gij mij geven, daar ik zonder kinderen heenga en de bezorger van mijn huis is deze Damaskener Eliezer? 3Voorts zeide Abram: Zie, mij hebt Gij geen zaad gegeven, en zie, de zoon van mijn huis zal mijn erfgenaam zijn! 4En ziet, het woord des HEEREN was tot hem, zeggende: Deze zal uw erfgenaam niet zijn; maar die uit uw lijf voortkomen zal, die zal uw erfgenaam zijn. 5Toen leidde Hij hem uit naar buiten, en zeide: Zie nu op naar den hemel, en tel de sterren, indien gij ze tellen kunt; en Hij zeide tot hem: Zo zal uw zaad zijn! 6En hij geloofde in den HEERE; en Hij rekende het hem tot gerechtigheid. (SV)