Preekarchief

Via de filteroptie ‘Toon filter’ bovenaan kunnen de preken gefilterd worden op predikant, Bijbelboek, serie, dienst en datum. Door op de titel (tekst) van de preek te klikken wordt er meer informatie over de preek getoond en is er de mogelijkheid om de preek te downloaden.

Psalm 39:8 (Psalmen 39:1-14)

ds. A.C. Uitslagds. A.C. Uitslag, 1 december 2019
Deel van de Vrije Stof serie, gepreekt in een Zondag Middag dienst

Het gebed om uitredding.
1.Een vraag zonder antwoord.
2.Een roep vol vertrouwen.

Tags:

Eerder: Zelfde dag: Later:
« Daniël 1:8 Exodus 2:1-10 Lukas 1:31b »

Psalmen 39:1-14

1Een psalm van David, voor den opperzangmeester, voor Jeduthun. 2Ik zeide: Ik zal mijn wegen bewaren, dat ik niet zondige met mijn tong; ik zal mijn mond met een breidel bewaren, terwijl de goddeloze nog tegenover mij is. 3Ik was verstomd door stilzwijgen, ik zweeg van het goede; maar mijn smart werd verzwaard. 4Mijn hart werd heet in mijn binnenste, een vuur ontbrandde in mijn overdenking; toen sprak ik met mijn tong: 5HEERE! maak mij bekend mijn einde, en welke de mate mijner dagen zij; dat ik wete, hoe vergankelijk ik zij. 6Zie, Gij hebt mijn dagen een handbreed gesteld, en mijn leeftijd is als niets voor U; immers is een ieder mens, hoe vast hij staat, enkel ijdelheid. Sela. 7Immers wandelt de mens als in een beeld, immers woelen zij ijdelijk; men brengt bijeen, en men weet niet, wie het naar zich nemen zal. 8En nu, wat verwacht ik, o HEERE! Mijn hoop, die is op U. 9Verlos mij van al mijn overtredingen; en stel mij niet tot een smaad des dwazen. 10Ik ben verstomd, ik zal mijn mond niet opendoen, want Gij hebt het gedaan. 11Neem Uw plage van op mij weg, ik ben bezweken van de bestrijding Uwer hand. 12Kastijdt Gij iemand met straffingen om de ongerechtigheid, zo doet Gij zijn bevalligheid smelten als een mot; immers is een ieder mens ijdelheid. Sela. 13Hoor, HEERE! mijn gebed, en neem mijn geroep ter ore; zwijg niet tot mijn tranen; want ik ben een vreemdeling bij U, een bijwoner, gelijk al mijn vaders. 14Wend U van mij af, dat ik mij verkwikke, eer dat ik heenga, en ik niet meer zij. (SV)