Preekarchief

Via de filteroptie ‘Toon filter’ bovenaan kunnen de preken gefilterd worden op predikant, Bijbelboek, serie, dienst en datum. Door op de titel (tekst) van de preek te klikken wordt er meer informatie over de preek getoond en is er de mogelijkheid om de preek te downloaden.

Nederlandse geloofsbelijdenis artikel 35 (Handelingen 8:9-25)

ds. A. van Heterends. A. van Heteren, 6 oktober 2019
Deel van de Ds. van Heteren - Nederlandse Geloofsbelijdenis serie, gepreekt in een Zondag Middag dienst

Het sacrament van het Heilig avondmaal.
1.Waartoe het gebruikt moet worden.
2.Hoe het gebruikt moet worden.

Tags:

Eerder: Zelfde dag: Later:
« Openbaringen 3:7-13 Micha 4:1-7 Nederlandse geloofsbelijdenis artikel 36 »

Handelingen 8:9-25

9En een zeker man, met name Simon, was te voren in de stad plegende toverij, en verrukkende de zinnen des volks van Samaria, zeggende van zichzelven, dat hij wat groots was. 10Welken zij allen aanhingen, van den kleine tot den grote, zeggende: Deze is de grote kracht Gods. 11En zij hingen hem aan, omdat hij een langen tijd met toverijen hun zinnen verrukt had. 12Maar toen zij Filippus geloofden, die het Evangelie van het Koninkrijk Gods, en van den Naam van Jezus Christus verkondigde, werden zij gedoopt, beiden, mannen en vrouwen. 13En Simon geloofde ook zelf, en gedoopt zijnde, bleef gedurig bij Filippus; en ziende de tekenen en grote krachten, die er geschiedden, ontzette hij zich. 14Als nu de apostelen, die te Jeruzalem waren, hoorden, dat Samaria het Woord Gods aangenomen had, zonden zij tot hen Petrus en Johannes; 15Dewelken, afgekomen zijnde, baden voor hen, dat zij den Heiligen Geest ontvangen mochten. 16(Want Hij was nog op niemand van hen gevallen, maar zij waren alleenlijk gedoopt in den Naam van den Heere Jezus.) 17Toen legden zij de handen op hen, en zij ontvingen den Heiligen Geest. 18En als Simon zag, dat, door de oplegging van de handen der apostelen de Heilige Geest gegeven werd, zo bood hij hun geld aan, 19Zeggende: Geeft ook mij deze macht, opdat, zo wien ik de handen opleg, hij den Heiligen Geest ontvange. 20Maar Petrus zeide tot hem: Uw geld zij met u ten verderve, omdat gij gemeend hebt, dat de gave Gods door geld verkregen wordt! 21Gij hebt geen deel noch lot in dit woord: want uw hart is niet recht voor God. 22Bekeer u dan van deze uw boosheid, en bid God, of misschien u deze overlegging uws harten vergeven wierd. 23Want ik zie, dat gij zijt in een gans bittere gal en samenknoping der ongerechtigheid. 24Doch Simon, antwoordende, zeide: Bidt gijlieden voor mij tot den Heere, opdat niets over mij kome van hetgeen gij gezegd hebt. 25Zij dan nu, als zij het Woord des Heeren betuigd en gesproken hadden, keerden wederom naar Jeruzalem, en verkondigden het Evangelie in vele vlekken der Samaritanen. (SV)