Preekarchief

Via de filteroptie ‘Toon filter’ bovenaan kunnen de preken gefilterd worden op predikant, Bijbelboek, serie, dienst en datum. Door op de titel (tekst) van de preek te klikken wordt er meer informatie over de preek getoond en is er de mogelijkheid om de preek te downloaden.

Handelingen 28:1-10 (Handelingen 27:33-28:10)

ds. A. van Heterends. A. van Heteren, 4 november 2018
Deel van de Vrije Stof serie, gepreekt in een Zondag Middag dienst

Paulus op Malta.
1.Bewaard.
2.Gespaard.
3.Genezen.

Tags:

Eerder: Zelfde dag: Later:
« 1 Korinthe 15:35-44 1 Korinthe 14:34-35 Job 38:1-7 »

Handelingen 27:33-28:10

33En ondertussen dat het dag zou worden, vermaande Paulus hen allen, dat zij zouden spijze nemen, en zeide: Het is heden de veertiende dag, dat gij verwachtende blijft zonder eten, en niets hebt genomen. 34Daarom vermaan ik u spijze te nemen, want dat dient tot uw behouding; want niemand van u zal een haar van het hoofd vallen. 35En als hij dit gezegd had en brood genomen had, dankte hij God in aller tegenwoordigheid; en hetzelve gebroken hebbende, begon hij te eten. 36En zij allen, goedsmoeds geworden zijnde, namen ook zelven spijze. 37Wij waren nu in het schip in alles tweehonderd zes en zeventig zielen. 38En als zij met spijze verzadigd waren, lichtten zij het schip, en wierpen het koren uit in de zee. 39En toen het dag werd, kenden zij het land niet; maar zij merkten een zekeren inham, die een oever had, tegen denwelken zij geraden vonden, zo zij konden, het schip aan te zetten. 40En als zij de ankers opgehaald hadden, gaven zij het schip aan de zee over, meteen de roerbanden losmakende; en het razeil naar den wind opgehaald hebbende, hielden zij het naar den oever toe. 41Maar vervallende op een plaats, die de zee aan beide zijden had, zetten zij het schip daarop; en het voorschip, vastzittende, bleef onbewegelijk, maar het achterschip brak van het geweld der baren. 42De raadslag nu der krijgslieden was, dat zij de gevangenen zouden doden, opdat niemand, ontzwommen zijnde, zoude ontvlieden. 43Maar de hoofdman, willen Paulus behouden, belette hun dat voornemen, en beval, dat degenen, die zwemmen konden, zich eerst zouden afwerpen, en te land komen; 44En de anderen, sommigen op planken, en sommigen op enige stukken van het schip. En alzo is het geschied, dat zij allen behouden aan het land gekomen zijn. 28:1 En als zij ontkomen waren, toen verstonden zij, dat het eiland Melite heette. 2En de barbaren bewezen ons geen gemene vriendelijkheid; want een groot vuur ontstoken hebbende, namen zij ons allen in, om den regen, die overkwam, en om de koude. 3En als Paulus een hoop rijzen bijeengeraapt en op het vuur gelegd had, kwam er een adder uit door de hitte, en vatte zijn hand. 4En als de barbaren het beest zagen aan zijn hand hangen, zeiden zij tot elkander: Deze mens is gewisselijk een doodslager, welken de wraak niet laat leven, daar hij uit de zee ontkomen is. 5Maar hij schudde het beest af in het vuur, en leed niets kwaads. 6En zij verwachtten, dat hij zou opzwellen, of terstond dood nedervallen. Maar als zij lang gewacht hadden, en zagen, dat geen ongemak hem overkwam, werden zij veranderd, en zeiden, dat hij een god was. 7En hier, omtrent dezelfde plaats, had de voornaamste van het eiland, met name Publius, zijn landhoeven, die ons ontving, en drie dagen vriendelijk herbergde. 8En het geschiedde, dat de vader van Publius, met koortsen en den roden loop bevangen zijnde, te bed lag; tot denwelken Paulus inging, en als hij gebeden had, legde hij de handen op hem, en maakte hem gezond. 9Als dit dan geschied was, kwamen ook tot hem de anderen, die krankheden hadden in het eiland, en werden genezen. 10Die ons ook eerden met veel eer, en als wij vertrekken zouden, bestelden zij ons hetgeen van node was. (SV)